Opgewekt ging ik de luxe slagerij binnen. Ik eet heel weinig vlees. Als ik dan een stukje van een dood dier wil eten dan graag biologisch en van een goede kwaliteit. Ik behoor tot de nog steeds groeiende groep ‘flexitariërs’ (mensen die overwegend vegetarisch eten, maar af en toe een stukje vlees lusten).
Toen ik de luxe slagerij binnen was werd ik ongefilterd geconfronteerd met een enorme hoeveelheid dood vlees van runderen, varkens, kippen, herten en lammeren. Soort bij soort, in lapjes, opgerold, gemarineerd, in stukjes of flinterdun gesneden. Een creatieve verwerking van wat je met een dier, als consumptieproduct, kunt doen. De aanblik van zoveel ‘dood’ werd me te veel en ik sloot mijn ogen. Stelde me voor dat de dieren uit vrije wil naar deze slagerij waren gekomen. Uit compassie met mensen om ons te behoeden voor de hongerdood. Ik hoorde een koe achter lopen. Opende mijn ogen, keek achterom, en zag het gezicht van een man waarin ik een dier met een krulstaartje herkende.
‘U bent aan de beurt’, zei de jonge slagersvrouw met een glimlach die ik nog nooit bij een dier zag. ‘Wat mag het zijn, alles is vers van het mes.’